Nieuwsbrief maart

Vsv Nee Nieuwsbrief

Beste bondgenoot in de aanpak van voortijdig schooluitval,

Voor u ligt de eerste vsv-nee nieuwsbrief van 2019. Hiervoor spraken wij met voormalig leerplichtambtenaar René Halberstadt. Voor zijn promotieonderzoek onderzocht hij de relatie tussen geoorloofd en ongeoorloofd verzuim. In deze nieuwsbrief staan zijn eerste bevindingen en aanbevelingen en zijn kijk op de vsv-aanpak.

Verder aandacht voor de rol van ouders bij de studie- en beroepskeuze. Een consortium van onderzoekers en scholen voor vo en mbo in de regio Utrecht wilden graag weten hoe ouders hun kind beter kunnen bijstaan bij het maken van die keuze. En ten slotte spraken we docent Joop Groenendijk van ISW Praktijkonderwijs over de Boris-aanpak. Hij is er enthousiast over en in deze nieuwsbrief leest u waarom.

Uiteraard willen we u ook attenderen op de brief van de minister aan de Tweede Kamer en de cijfers voortijdig schooluitval over schooljaar 2017/2018. De minister schrijft over de doorstroom van de kwetsbare jongeren naar de arbeidsmarkt én de toename van het aantal voortijdig schooluitvallers. Haar brief geeft goed inzicht in de ontwikkelingen die ons de komende jaren staan te wachten.

We zagen de vsv-cijfers in onze regio al langzaam toenemen, en hiermee blijken we dus gelijk te lopen aan de landelijke tendens. Met de factsheets hebt u een mooi inzicht in het aantal voortijdig schooluitvallers in de regio, per gemeente en zelfs per school. Bekijkt u het voor uw eigen gemeente of school eens. Op allerlei niveaus wordt deze stijging onderzocht, maar de toegenomen multi-problematiek onder jongeren en een arbeidsmarkt die aantrekken worden snel aangehaald als reden. Of dat terecht is, zal moeten blijken.

Laten we er in elk geval gezamenlijk voor zorgen dat het aantal voortijdig schooluitvallers in de regio dit schooljaar weer gaat dalen. En dat zoveel mogelijk jongeren met een startkwalificatie uitstromen. Want dat een startkwalificatie kansen biedt, dat is zeker.

Veel leesplezier!

Gea Velt,
RMC-coördinator regio Haaglanden.

Minister van Onderwijs noemt
stijging aantal vsv’ers ‘zorgelijk’

Het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) in het schooljaar 2017/2018 is met 1.830 jongeren gestegen ten opzichte van het voorgaande schooljaar. Verlieten 23.744 jongeren in 2016/2017 de school zonder startkwalificatie, in 2017/2018 steeg dat aantal naar 25.574. Een zorgelijke ontwikkeling, vindt minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven.

Dit blijkt uit de brief van de minister van Onderwijs aan de Tweede Kamer. Zowel in het voortgezet onderwijs (vo) als in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is het aantal vsv’ers toegenomen. Door de toename raakt het doel van jaarlijks maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers in 2021 verder uit beeld.

‘Ik vind dit zorgelijk’, schrijft zij. ‘Jongeren met een startkwalificatie hebben op de korte én lange termijn een betere positie op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd onderken ik dat een startkwalificatie niet (meteen) voor iedereen haalbaar is. Daarom is de afgelopen jaren de regionale aanpak van vsv verbreed’, aldus Van Engelshoven.

‘De urgentie voor de vsv-aanpak blijft onverminderd hoog’, aldus Van Engelshoven in de brief. Om te bepalen wat nodig is verricht ze de komende tijd onder meer een nadere analyses naar de oorzaken van de toename van het aantal en spreekt ze met betrokkenen over de belangrijkste knelpunten die uit het onderzoek naar de regionale aanpak naar voren zijn gekomen. Rond de zomer hoopt de minister eventuele aanvullende of aangepaste maatregelen kenbaar maken.

De gehele brief van de minister kunt u hier lezen.

Ingrid van Engelshoven

‘De urgentie voor de vsv-aanpak blijft onverminderd hoog’, aldus de minister van Onderwijs, Ingrid van Engelshoven.
(foto: Rijksoverheid)

Vsv-cijfers op een rij

Zowel in het voortgezet onderwijs (vo) als in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is het aantal vsv’ers in het schooljaar 2017/2018 toegenomen. De cijfers op een rij.
Infografic

Vo
In het voortgezet onderwijs is het aantal vsv’ers toegenomen van 4.389 vsv’ers in het schooljaar 2016/2017 naar 4.796 vsv’ers in het schooljaar 2017/2018. Het vsv-percentage is met 0,5% gelijk gebleven ten opzichte van het vorige schooljaar. De grootste stijging van het aantal vsv’ers is zichtbaar in de eerste twee leerjaren.

Mbo
In het mbo is het vsv-percentage ten opzichte van vorig schooljaar van 4,7% gestegen naar 5,0%. Het aantal vsv’ers is het sterkst toegenomen bij de beroepsopleidende leerweg (bol) niveau 4. Opvallend is dat de uitval in de entreeopleiding ten opzichte van 2016-2017 sterk is gedaald, terwijl de instroom in de entreeopleiding ten opzichte van vorig jaar is toegenomen. Dit betekent dat het aantal jongeren met een entreediploma én werk toeneemt.

Volledig overzicht
Het volledige overzicht van de voorlopige vsv-cijfers staat op www.onderwijsincijfers.nl. Hierop staan ook de overzichten per regio, per gemeente, per vo-school en per mbo-instelling en van het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo).

(Infografic: Rijksoverheid)


Onderzoek ouderbetrokkenheid

Praten over eigen kwaliteiten
heeft meerwaarde in studiekeuze

Ouders spelen een belangrijke rol in de studie- en beroepskeuze van hun kinderen. Maar dit is niet voor elke ouder even gemakkelijk. Interventie kan hun rol versterken, maar helpt dat ook echt bij de keuze? Een consortium van onderzoekers en vo- en mbo-scholen in de regio Utrecht onderzocht die vraag. ‘Loopbaanoriëntatie en ouderbetrokkenheid gaan hand in hand’, zegt Petra Kalee van Spirit4you erover.

Een van de redenen voor jongeren om voortijdig te stoppen met school is een verkeerde studiekeuze. Daarom is het belangrijk dat jongeren goed nadenken over hun studie- en beroepskeuze. Ouders spelen daarin ook een grote rol. Zij zijn doorgaans belangrijke gesprekspartners voor hun kinderen. Maar dit is voor hen niet altijd eenvoudig. Het onderwijssysteem met de verschillende leerwegen en niveaus en de vele beroepsrichtingen maken loopbaankeuzes immers best complex.

Rol van ouders versterken
Hoe kunnen scholen de rol van ouders versterken bij de keuzeloopbaanbegeleiding van hun zoon of dochter op het vmbo en het mbo? Hoe kan een interventie met dit doel het beste worden vormgegeven en welke condities zijn nodig zijn voor een goede implementatie? En de hamvraag: helpt die betrokkenheid van ouders de leerlingen bij hun studie- en beroepskeuze? Een consortium van onderzoekers en scholen voor vo en mbo in de regio Utrecht deed onderzoek. Dat leidde tot de studie ‘Een goed gesprek over de toekomst, Ouderbetrokkenheid bij loopbaankeuzes op het vmbo en het mbo’.

Thuisopdrachten
De onderzoekers onderzochten het effect van een programma waarbij leerlingen en ouders gedurende een schooljaar samen enkele thuisopdrachten maken die zijn geïntegreerd in de lessen in loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) op school. ‘Uit evaluaties blijkt dat leerlingen en ouders het programma aardig positief hebben gewaardeerd en een deel van hen hier profijt van heeft gehad. In het vmbo is het programma iets positiever ontvangen dan in het mbo en ouders waarderen het programma iets positiever dan leerlingen’, aldus het onderzoek.
‘Voor leerlingen had vooral het praten over eigen kwaliteiten meerwaarde en bij een deel van hen hielp het bij de keuze van een vervolgopleiding of beroep. Ouders waardeerden het op deze wijze betrokken te worden door de school. Door thuis samen te werken aan de opdrachten met hun kind, namen zij de tijd om na te denken en te praten over de beroepskeuze’, aldus de onderzoekers.

Invloed van anderen
Leerlingen op zowel het vmbo als het mbo scoorden na het programma beter op de loopbaancompetentie ‘loopbaansturing’ dan leerlingen die niet meededen. Verder nam het verband tussen ‘invloed van anderen’ (onder wie de ouders) en de onderzochte variabelen zoals attitude, loopbaangedrag, keuzezekerheid, werkexploratie, kwaliteitenreflectie en netwerken bij leerlingen na het programma toe. ‘Dus een toegenomen betrokkenheid van anderen gaat samen met hogere scores op de competenties. Of het hier om een effect van het programma gaat, valt moeilijk te zeggen’, aldus de onderzoekers.

Belangrijke opgave
Volgens Petra Kalee van Spirit4you bevat het onderzoek aanknopingspunten voor scholen om de betrokkenheid van ouders bij het LOB-traject van hun kinderen te versterken. Risico kan echter zijn dat onderschat wordt hoeveel tijd nodig is om zo’n nieuw programma op een goede manier te implementeren en collega’s hierbij te betrekken. ‘Ik kan me voorstellen dat het complex voor scholen is; naast de ontwikkeling van LOB op school ook nog een programma voor ouders integreren is een grote opgave. Maar wel één die belangrijk is. LOB en ouderbetrokkenheid gaan wat mij betreft hand in hand. De juiste begeleiding van schoolteams is noodzakelijk om een dergelijk programma uiteindelijk goed te kunnen inbedden’, aldus Kalee.

Het gehele onderzoek ‘Een goed gesprek over de toekomst, Ouderbetrokkenheid bij loopbaankeuzes op het vmbo en het mbo’ kunt u hier vinden.

beroepskeuze

Een van de redenen voor jongeren om voortijdig te stoppen met school is een verkeerde studiekeuze. Ouders kunnen hun kind helpen bij het maken van de juiste studie- en beroepskeuze.
(Foto: Pixabay)

‘Vsv-preventie begint met
aanpak van schoolverzuim’

Hoe hoger het ziekteverzuim hoe hoger het spijbelen. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van René Halberstadt. Hij onderzoekt de relatie tussen geoorloofd en ongeoorloofd verzuim. Een gesprek over zijn bevindingen en aanbevelingen. ‘We doen het goed in de vsv-aanpak, maar we missen een stuk. Hef het verschil op tussen geoorloofd en geoorloofd verzuim en maak alle cijfers inzichtelijk.’

Tijdens zijn bezoeken aan scholen hoort voormalig leerplichtambtenaar René Halberstadt van directeuren heel vaak: ‘Ik moet van jou streng zijn op het spijbelgedrag van mijn leerlingen, maar nu schiet het ziekteverzuim omhoog.’ Dat intrigeert Halberstadt, want klopt dat wel?
Uit eerder onderzoek uit Engeland weet hij dat twee derde van de scholieren wel eens aan zijn ouders vraagt om ziek gemeld te worden. De helft van de ouders gaat daarmee akkoord. Een aantal daarvan vindt dat hun kind uitstekend zelf kan meebeslissen of hij wel of niet naar school gaat. In Nederland worden kinderen 8 keer vaker ziek gemeld dan dat ze spijbelen. De verhouding is 1 op 8 tussen ongeoorloofd en 8 geoorloofd verzuim: 1 uur spijbelen staat tegenover 8 uur ziek melden.

Samenspel
Halberstadt wil daarom weten wat het samenspel is tussen kind, ouders en school binnen de context van geoorloofd en ongeoorloofd verzuim. Hij gaat aan de slag en daaruit blijkt dat inderdaad veel van de ouders eraan meedoen. ‘Ouders vinden het belangrijk dat kinderen leren omgaan met zelfstandigheid en zelfredzaamheid, waarden die vooral belangrijk zijn in Westerse samenlevingen. Ze luisteren en kijken naar de behoefte en wensen van hun kinderen en nemen die mee in het beslissingsproces. Een heel democratische manier van opvoeden’, aldus de onderzoeker. ‘Turkse en Marokkaanse ouders - en Nederlandse laagopgeleide ouders - zijn strenger; de gedachte leeft daar dat hun kinderen het beter moeten doen dan zij. Er ontstaat vanzelf een druk om te klimmen op de maatschappelijke ladder.’

Verrassende uitkomst
Halberstadt wil ook weten of de volgende hypothese klopt: ‘Hoe strenger het spijbelbeleid van de school des te vaker kinderen zich ziek melden - met toestemming van hun ouders’. Hij komt met een verrassende uitkomst. Uit zijn studie blijkt namelijk dat deze aanname niet klopt.
‘Ik vond juist een positieve correlatie: hoe hoger het ziekteverzuim hoe hoger het ongeoorloofd verzuim. Hoe groter de weerstand van een leerling tegen school, des te meer strategieën hij beoefent om er maar niet heen te hoeven. En dat heeft invloed op de prestaties. Is een kind vaak afwezig, dan zijn de prestaties slechter. Dat lijkt logisch, maar ik hoor vaak van ouders dat hun kind het geweldig doet, ook als hij niet op school verschijnt. Dat is dus in de meeste gevallen niet zo.’

Centrale databank
Halberstadt wil de hoogte van het ziekteverzuim wel nuanceren. ‘Er is helaas geen centrale databank waarin de ziekteverzuimcijfers van scholen in het voortgezet onderwijs in Den Haag wordt bijgehouden. Scholen zijn volstrekt autonoom en zijn niet verplicht om gegevens rond ziekteverzuim aan de leerplichtambtenaar door te geven. In tegenstelling tot het excessieve ongeoorloofde verzuim - 16 uur in 4 weken. Dat zou moeten veranderen.’
Halberstadt pleit er daarom voor om het verschil tussen beide vormen op te heffen, én om daarnaast inzicht te geven over de verzuimpercentages per school. ‘De scheiding tussen ongeoorloofd en geoorloofd verzuim is vervaagd. Het is een kunstmatig en juridisch verschil geworden met een vinkje rechts of links achter de naam van een leerling. Het zegt niets over het welzijn van de leerling. Hef dat verschil op, want feit is dat een scholier er niet is, wat de reden ook is.’

Vsv-aanpak
Volgens Halberstadt zou dat de vsv-aanpak goed doen. ‘Het zou buitengewoon interessant zijn om beide percentages te kennen, zodat je weet waarop je je aanpak moet inzetten. Maak er een soort benchmark van. Het inzichtelijk maken van die cijfers is essentieel voor de vsv-aanpak. Het laaghangende fruit hebben we gehad. Nu wordt het tijd te investeren in preventie en te kijken naar geoorloofd en ongeoorloofd verzuim. Preventie begint met verzuim.’

Ouderbetrokkenheid
Verder zou hij graag meer ouderbetrokkenheid zien in het voortgezet onderwijs. ‘De binding tussen ouders en scholen is bepalend voor het verzuim. Werden ouders op de basisschool nog geacht allerlei dingen te doen en kinderen telefonisch ziek te melden, op de middelbare is die band minder en kunnen ouders hun kind digitaal ziek melden. Gooi die digitale melding de prullenbak in en laat ouders bellen. Daarmee kunnen scholen ook aangeven: we missen je kind.’

Promotieonderzoek
René Halberstadt is geen onbekende in het Haagse onderwijsveld. Hij werkte jarenlang voor Leerlingzaken van gemeente Den Haag en werkt nu bij de branchevereniging voor leerplichtambtenaren Ingrado. In de vrije uren onderzoekt hij al vijf jaar de relatie tussen ziekteverzuim (geoorloofd verzuim) en spijbelen (ongeoorloofd verzuim). Het onderzoek komt rond de zomer uit. Eind dit jaar hoopt hij ermee te promoveren aan de Erasmus Universiteit.

René Halberstadt

In de praktijk

Leerlingen halen met Boris-aanpak
praktijkverklaringen op mbo-niveau

ISW Praktijkonderwijs in het Westland werkt sinds vorig jaar met de Boris-methodiek, een aanpak die leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs helpt bij het vinden van hun plek op de arbeidsmarkt. Docent en stagecoördinator Joop Groenendijk is enthousiast en verwacht dat er steeds meer van zijn leerlingen het Boris-traject gaan volgen. Vanwaar zijn enthousiasme?

Met drie leerlingen maakte ISW Praktijkonderwijs vorig jaar een voorzichtige start met de Boris-aanpak. Het aantal groeit gestaag. Dit jaar kwamen er op deze school twee bij. Joop Groenendijk, die zich bezighoudt met de uitstroom van praktijkschoolleerlingen, verwacht dat de Boris-aanpak voor nog meer van zijn leerlingen geschikt is. ‘We zien dat het goed aansluit bij het leervermogen en de leerwens van een aantal van onze leerlingen en dat het ze nog beter voorbereidt op hun toekomst.’

Praktijkverklaringen halen
De Boris-aanpak is gebaseerd op het werkend leren zoals we dat kennen in het middelbaar beroepsonderwijs. Leerlingen werken in de praktijk, onder het toeziend oog en de begeleiding van een leermeester, aan hun beroepsvaardigheden. Die zijn uitgeschreven in een begeleidingsdocument. De leermeester is degene die dat document vorm en inhoud geeft en uiteindelijk ook toetst op tempo, kwaliteit en zorgvuldigheid. Daarmee wordt geen diploma maar een praktijkverklaring behaald.
Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met het ministerie van OCW. Voor 100.000 jongeren per jaar is dit de belangrijkste route naar arbeid en voor het bedrijfsleven is het de belangrijkste manier om nieuw personeel te werven. Door heel Nederland gaan zo'n 35 scholen in het vso en praktijkonderwijs intensief aan de slag met de methodiek.

Uitstroommogelijkheden
Zo ook op ISW Praktijkschool in het Westland. De school heeft vier uitstroommogelijkheden: 1) dagbesteding voor jongeren zonder arbeidsvermogen; 2) beschut werk bij de sociale werkvoorziening; 3) begeleid werken via de regeling garantiebaan (voorheen de Wajong-regeling) met de mogelijkheid op een jobcoach en 4) het entreeonderwijs met onderwijs op mbo-niveau 1 of 2 via beroepsopleidende leerweg (bol) of beroepsbegeleidende leerweg (bbl).

Ontwikkelen op de werkvloer
Volgens Groenendijk is zijn school met de Boris-aanpak begonnen om leerlingen die uitstromen naar beschut of begeleid werken - en dus niet naar het mbo – ook een leertraject in de praktijk aan te bieden. ‘Vaak kunnen leerlingen niet naar het mbo omdat zij onvoldoende scoren op taal- en rekenen. Ze gaan werken en het onderwijs stopt. Zonde, want zij kunnen zich natuurlijk prima verder ontwikkelen op de werkvloer. Dankzij het Boris-traject kunnen deze leerlingen praktijkverklaringen op mbo 1 of 2-niveau halen - zonder dat ze aan het volledige mbo-onderwijs vastzitten. En kunnen ze toekomstige werkgevers met dit papiertje laten zien wat ze in hun mars hebben.’

Leertraject op maat
Groot voordeel van de Boris-aanpak is volgens Groenendijk het leertraject op maat. Het leertraject kan worden toegespitst op de leerling: de samenstelling van de praktijkverklaringen en het begeleidingstraject kan putten uit verschillende mbo-opleidingen en verschillende niveaus. Zo heeft Groenendijk bijvoorbeeld een leerling in de horeca met twee begeleidingsdocumenten. Eén voor horeca-assistent op mbo-niveau 1 en de andere voor kok op mbo-niveau 2.
‘Het mooie is dat we binnen die documenten ook nog keuzes kunnen maken welke vaardigheden voor hem van toepassing zijn. In zijn takenpakket als kok zit bijvoorbeeld dat hij kan werken aan de koude kant van de keuken. Hij mag eenvoudige maaltijden bereiden, producten uit het magazijn halen, controleren en snijden. De warme bereidingskant is niet opgenomen omdat dat complexer is. Zo krijgt de leerling precies de praktijkverklaringen die bij hem passen.’

Binding met het bedrijf
Of de Boris-aanpak bijdraagt aan de vermindering van schooluitval bij jongeren kan Groenendijk nog niet beoordelen. ‘Belangrijk is dat de jongeren aantoonbaar kunnen maken dat ze zich (zijn) blijven ontwikkelen op hun werkplek. Daardoor blijft het voor hen ook interessant en uitdagend. En doordat ze zijn gekoppeld aan een leermeester krijgen ze meer binding met het bedrijf en voelen ze dat er in hen geïnvesteerd wordt. Dat is een stok achter de deur om je best te blijven doen.’

Wilt u meer informatie over de Boris-aanpak? Neemt u dan contact op met projectleider Will Seignette via w.seignette@s-bb.nl of 06 23 946 656.

In de praktijk

‘Belangrijk is dat de jongeren aantoonbaar kunnen maken dat ze zich (zijn) blijven ontwikkelen op hun werkplek. Daardoor blijft het voor hen ook interessant en uitdagend’, aldus Joop Groenendijk over de Boris-aanpak. (Foto: Pixabay)

Agenda

21 maart 2019

Wat: Dag van Leerplicht
Waar: elke gemeente heeft eigen acties. Hier een overzicht.

Op de Dag van de Leerplicht 2019, vieren we het recht op onderwijs en ontwikkeling van kinderen en jongeren in Nederland. In 2019 willen we de transitie van leerplicht naar het recht op onderwijs en ontwikkeling verder in gang zetten. Niet ieder kind voelt zich thuis binnen het reguliere onderwijssysteem, sommige kinderen hebben extra hulpmiddelen nodig of staan wellicht met 1-0 achter door bijvoorbeeld een moeilijke thuissituatie, hun gezondheid of andere omstandigheden. Iedere jongere heeft het recht om te leren en zich te ontwikkelen.
Het doel van deze dag is dan ook om dit leer- en ontwikkelrecht extra onder de aandacht te brengen bij de jongeren zelf, hun ouders, scholen, politici, bestuurders etc. In Nederland is het recht op onderwijs goed geregeld, maar zijn nog steeds jongeren die zonder diploma of startkwalificatie van school gaan. Hoe vinden ook zij een fijne plek in de maatschappij? Hoe kunnen zij zich ook optimaal ontwikkelen? Voor de ontwikkeling van alle kinderen en jongeren creëren wij aandacht en bewustzijn, en natuurlijk actie, deze dag, en het hele jaar door.

19 juni 2019

Wat: De Landelijke conferentie vso-pro-(v)mbo: Kansrijk van School naar Werk
Waar: ‘t Spant in Bussum

De conferentie staat in het teken van het onderwijs aan en de arbeidstoeleiding van jongeren die waarschijnlijk geen startkwalificatie halen. Meer specifiek gaat de conferentie over het belang van goede samenwerking tussen speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en (v)mbo én tussen onderwijs, gemeenten en (leer-) bedrijven. De conferentie is voor iedereen toegankelijk. Hier meer informatie.

19 juni 2019

Colofon

Tekst en eindredactie: Gea Velt en Merijn van Grieken/ Van Grieken Tekst
Beeld: portret Gea Velt: Henriëtte Guest/ portret René Halberstadt: eigen foto/ portret minister Van Engelshoven: Rijksoverheid, overig: Pixabay
Vormgeving: Qabana